Aflevering 2: Verbindingswerk
Door Anne van Buul
Onder een boom voor het huis stond een tafel, waaraan de Maartse Haas en de Hoedemaker thee zaten te drinken; een Zevenslaper zat tussen hen in […] De tafel was heel groot, maar het drietal zat op een kluitje bij elkaar aan één hoek. ‘Geen plaats! Geen plaats!’ riepen zij uit toen ze Alice eraan zagen komen. Er is meer dan genoeg plaats!’ zei Alice verontwaardigd en ze ging in een grote leunstoel aan het ene eind van de tafel zitten.
Uit: Lewis Caroll, De avonturen van Alice in wonderland. Vert. Nicolaas Matsier. 1994, p. 64.
Soms vraag ik me af waar ik het zo druk mee heb. Mijn agenda staat vol afspraken; afspraken waarvan je je kunt afvragen wat ze precies opleveren. Zo maakte ik afgelopen maanden kennis met een aantal bestuurders in het speciaal onderwijs, woonde ik een brainstormochtend bij over de onderwijsontwikkelingen in de Brainportregio, schoof ik als docent Nederlands aan in de lessen pedagogiek van mijn collega’s, bakte en at ik koekjes met de studenten uit onze leesclub en bezocht ik de Poolse school van Helmond voor een gesprek met de directrice. Allemaal investeringen in relaties, die niet direct tot mijn takenpakket behoren en waarvan het effect niet in geld of cijfers te vangen valt, maar waarvan ik het vage gevoel heb dat ze vroeg of laat het onderwijs – specifieker: de taalontwikkeling van kinderen – ten goede kunnen komen.
In een aflevering van de podcast ‘Uit de school’ die ‘Schaal maken’ heet, hoor ik veranderkundige Hans Vermaak dat vermoeden bevestigen: ‘Wat goed zou zijn is om te zeggen: 20% van mijn werk is verbindingswerk doen met mensen die iets vergelijkbaars doen, of met mensen die er de conditie voor moeten scheppen, want wie doet dat anders? Mainstream zou moeten zijn dat iedereen verbinding zou moeten maken tijdens zijn werk.’
Waarom is verbindingswerk geen weggegooide tijd? Op die vraag kun je vanuit verschillende perspectieven antwoord geven: vanuit het perspectief van maatschappelijk belang (het tegengaan van eenzaamheid en het bevorderen van welbevinden), vanuit kennisoogpunt (het vergroten van intellectueel kapitaal, de kennis en vaardigheden die nodig zijn om goed onderwijs te kunnen verzorgen) en vanuit het perspectief van duurzaamheid (het inzetten en vergroten van sociaal kapitaal als hulpmiddel om tot duurzamere kennis en ontwikkeling te komen).
Hans Vermaak en Mark van Twist benadrukken in hun podcast vooral de intellectuele kant: door je te verbinden met anderen, kun je ervoor zorgen dat jouw good practice navolging vindt in het werkveld en opgeschaald kan worden. Zo maak je het mogelijk dat de kennis over wat werkt breder gedeeld en duurzaam verankerd wordt. Door je werkwijze en inzichten te delen met mensen buiten jouw gemeenschap (je school, je bestuur, je regio) kun je ervoor te zorgen dat de opbrengsten van korte projecten niet verloren gaan, maar juist breder verspreid worden. Wil je duurzaam veranderen in het onderwijs, dan moet je volgens Vermaak en Van Twist het ‘lokale mooie werk’ goed laten wortelen en vervolgens die kleine praktijken op zo’n manier verspreiden dat ze in opgeschaalde vorm geen negatieve bijeffecten krijgen én ook daar weer wortel kunnen schieten. Bruggen slaan tussen leraren, scholen, gemeenschappen en sectoren is daartoe een voorwaarde.
Een ander deel van het antwoord op het waarom van verbindingswerk vind ik in het boek van Noreena Hertz, De eenzame eeuw; haar benaming voor deze tijd van toenemende sociale isolatie en ontrafeling, waarvan de negatieve impact (niet alleen geestelijk, maar ook fysiek, politiek en economisch) niet te onderschatten is. Haar conclusie:
‘De Eenzame Eeuw [is] […] een tijdperk waarin we ons steeds meer onderscheiden op basis van verschillen, maar ons steeds meer bewust zijn van hoe verweven ons leven is met dat van anderen in de hele wereld; een tijd waarin onze lokale gemeenschappen dringend versterkt moeten worden en de bruggen tussen de verschillende gemeenschappen vaak nog geslagen moeten worden. (Hertz 2020, 284)’
Hertz illustreert in haar boek hoe je door nieuwe verbindingen aan te gaan een andere toekomst kunt creëren. Zij ziet een toekomst voor zich waarin gemeenschap en mededogen naast het kapitalisme weer kernwaarden worden. Om alle negatieve gevolgen van eenzaamheid tegen te gaan, is een maatschappij nodig ‘waarin iedereen een stem heeft en we actief gemeenschappelijkheid oefenen in een inclusieve en tolerante vorm’. Om dat te kunnen bereiken, is het nodig dat individuen dagelijks hun verantwoordelijkheid nemen door kleine stappen te zetten:
‘[…] die op het eerste gezicht misschien niet veel lijken te betekenen, maar die na verloop van tijd wezenlijke invloed zullen hebben. Dingen als koekjes meenemen naar kantoor om te delen met collega’s, of onze telefoons opbergen en meer aanwezig zijn bij onze partners en families. […] Meer verantwoordelijkheid nemen in groepen waarvan we al deel uitmaken, of onszelf ertoe aanzetten om ons bij nieuwe groepen aan te sluiten, zelfs als we daartegen opkijken.[…] En
hoewel sommigen de oproepen voor meer aandacht voor ‘zachtere’ waarden misschien afkeuren, moeten we van vriendelijkheid en consideratie jegens anderen onze leidraad maken. (Hertz 2020, 285)’
In de publicatie Slimme verbindingen. Naar een sterke kennisinfrastructuur voor het onderwijs uit 2019, waarin verbindingen binnen het ecosysteem van het onderwijs centraal staan, is ruimte voor een derde perspectief, dat we in het onderwijs gemakkelijk vergeten. Net als Vermaak en Van Twist in hun podcast beargumenteert ook deze publicatie dat een sterke kennisinfrastructuur in het onderwijs alleen tot stand kan komen door slimme verbindingen te leggen tussen bestaande initiatieven, structuren, netwerken en digitale voorzieningen. Een belangrijke specificering die de auteurs daarbij maken is dat het ‘zowel [gaat om] het verbinden van kennis (met bruikbare kennis voor onderwijsprofessionals als gevolg) als [om] het verbinden van mensen met expertise (met ontmoeting en samenwerking tot gevolg).’ Duurzame onderwijsvernieuwing kan dus niet tot stand komen zonder aandacht voor de menselijke kant en heeft dus altijd een harde en een zachte kant, een kenniscomponent (intellectueel kapitaal) en een sociale component (sociaal kapitaal):
‘Een kennisinfrastructuur brengt verschillende groepen en de kennis die zij hebben bijeen door ze (virtueel of fysieke ontmoetingen) te verbinden. Aanwezige kennis moet daarbij worden ontsloten, georganiseerd, verbonden, en dient toegankelijk gemaakt te worden om bij de verschillende groepen terecht te komen opdat zij benut kan worden. De kennisinfrastructuur omvat daarbij zowel digitale als fysieke ruimtes en maakt verbindingen tussen groepen die wel voor een
langere tijd moeten bestaan. Naast de kennisinfrastructuur – de verschillende actoren met hun kennis en hun verbindingen – kent een ecosysteem een cultuur (waarden, symbolen, taal die men belangrijk vindt, afspraken over hoe actoren met elkaar om gaan, vormen van eigenaarschap) en manieren van leren en reflecteren (activiteiten en factoren die het werken of leren remmen of bevorderen).’
Theekransjes blijven dus belangrijk, net als ontmoetingen buiten je eigen comfortabele (werk)cocon. Schaf borrels, koffiemomenten en online ontmoetingen niet af, kort ze niet in, schrap ze niet als eerste uit je agenda, maar zet een lange tafel neer waar iedereen bij aan kan schuiven, luister met aandacht naar elkaar en vertrouw erop dat dit samenzijn vroeg of laat zijn vruchten afwerpt.
Bronnen
Uit de school – podcast over ‘Schaal maken’ | Hans Vermaak
Hertz, N. (2020). De eenzame eeuw. Spectrum.
Nahapiet, J., & Ghoshal, S. (1989). Intellectual Capital and the Organizational Advantage. The Academy of management Review, 23, 242-266.
Slimme verbindingen. Naar een sterke kennisinfrastructuur voor het onderwijs. PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) 2019.